Maurik - Man veroordeeld en vrijgesproken voor ontuchtige handelingen
Een 59-jarige man uit Maurik is veroordeeld tot een werkstraf van 150 uur en een voorwaardelijke gevangenisstraf van 2 maanden voor het plegen van ontuchtige handelingen bij een –toentertijd 15-jarig - meisje dat een vakantiebaantje had op zijn bedrijf. De man werd ook verdacht van het plegen van ontuchtige handelingen bij een stagiaire op zijn boerenbedrijf en van feitelijke aanranding van de eerbaarheid bij een andere stagiaire. Hiervan is hij vrijgesproken.
Vakantiehulp
Volgens de rechtbank is bewezen dat de man bij een destijds 15-jarig meisje ontuchtige handelingen heeft gepleegd. De verklaring van het slachtoffer wordt ondersteund door de verklaringen van een getuige . De getuige heeft verklaard over door haarzelf gezien gedrag van het meisje kort nadat de ontucht heeft plaatsgevonden. Zij vertelt meteen aan haar moeder wat er gebeurd is en is er vol van. Deze eigen waarneming van de getuige kan dan ook dienen als steunbewijs voor wat het meisje heeft verklaard. Door de man wordt bovendien niet ontkend dat hij die dag met het meisje in de koeienstal is geweest en dat er iets heeft plaatsgevonden met een seksuele lading, ware het dat de man hieraan een geheel andere betekenis geeft. Het meisje werkte als vakantiehulpje bij de verdachte. Vanuit die positie heeft hij op ernstige wijze misbruik gemaakt van het vertrouwen dat zij in hem stelde. De rechtbank neemt het verdachte kwalijk dat hij op deze wijze omgegaan is met een jong meisje.
Bewijs
De man uit Maurik ontkent dat hij in 2010 een stagiaire bij de borsten en over het been heeft gewreven terwijl hij de deur van een kantoor op slot heeft gedaan. Ook ontkent verdacht dat hij ontuchtige handelingen heeft gepleegd bij een andere stagiaire toen hij haar naar huis heeft gebracht. Over beide vergrijpen zit een aangifte in het dossier. Daarnaast bevat het dossier uitsluitend bewijs dat is te herleiden tot de aangeefsters. Ander - feitelijk - bewijs bevat het dossier niet. Dit maakt dat niet voldaan is aan het tweede lid van artikel 342 van het Wetboek van Strafvordering waarin bepaald is dat het bewijs dat een verdachte het tenlastegelegde feit heeft begaan, door de rechter niet uitsluitend kan worden aangenomen op de verklaring van 1 getuige.