Het ongeval vond plaats op 8 december 2019 op de N320 vlak bij een rotonde bij Kesteren. De militair verliet kort voor het ongeval met zijn auto de rotonde en kwam op de weghelft van het tegemoetkomend verkeer terecht. Daar botste hij frontaal op een tegenligger die daarbij zwaar gewond raakte.

 

Verwijtbare onvoorzichtigheid

De militair probeerde bij het nemen van de rotonde een plant te pakken die van de bijrijdersstoel afgleed. Op dat moment had hij zijn gedachten bij de plant en hield hij geen zicht op de weg. In plaats van de bocht in de weg te volgen reed hij met zijn auto de rijbaan van de tegenliggers op. Daar botste de militair tegen de auto van een vrouw die in tegengestelde richting reed.

 

Volgens de militaire kamer handelde de militair - door zijn rijgedrag - aanmerkelijk onvoorzichtig, onoplettend en onachtzaam. Hij lette niet op de weg toen hij naar de plant greep en deed dat bovendien op een plek waar hij extra moest opletten. Daarom oordeelt de militaire kamer dat het aan de schuld van de militair te wijten is dat het ernstige ongeval heeft plaatsgevonden.

 

Strafbepaling

De militair reed de vrouw niet met opzet aan en wilde de gevolgen voor haar absoluut niet. Wel nam hij onaanvaardbare risico's en ontstond door zijn toedoen zwaar lichamelijk letsel bij een medeweggebruiker. De militaire kamer weegt sterk mee dat de militair direct openheid van zaken gaf, berouw toonde en op eigen initiatief contact zocht met het slachtoffer.

 

De militair gaat zelf ook gebukt onder de gevolgen van het ongeval. Ook weegt de militaire kamer mee dat de commandant van de militair aangeeft dat het van groot belang is dat de militair zijn rijbewijs kan behouden voor het uitoefenen van zijn functie.

 

De militaire kamer blijft met de opgelegde straf onder de eis van de officier van justitie. Deze had een langdurigere taakstraf geëist dan de militaire kamer in dit geval passend vindt.