Hedel - Vrijspraak voor betrokkenheid poging afpersing fruitbedrijf
De rechtbank spreekt een 33-jarige man uit Hilversum vrij van een poging tot afpersing van een fruitbedrijf uit Zaltbommel. Volgens de rechtbank heeft hij zich wel schuldig gemaakt aan een poging tot heling. Voor dit misdrijf krijgt hij een celstraf van 4 maanden. Een 24-jarige vrouw uit Hilversum en een 31-jarige man uit Pijnacker die ook betrokken zouden zijn bij de afpersingspoging, zijn vrijgesproken wegens gebrek aan bewijs.
De eigenaar van het bedrijf werd in mei 2019 via sms bedreigd met aanslagen als hij geen groot geldbedrag zou betalen. Niet ter discussie staat dat dit misdrijf heeft plaatsgevonden.
Voor de betrokkenheid bij deze poging tot afpersing stonden 4 personen terecht. De zaak van een 36-jarige man uit Bussum ging op verzoek zijn advocaat niet door. Zijn zaak wordt op een later moment behandeld. Voor de andere 3 verdachten geldt dat niet bewezen kan worden dat zij weet hadden van dit misdrijf.
Rol man uit Hilversum
De man uit Hilversum reed in opdracht - van een onbekend persoon - naar Zaltbommel om daar het geld op te halen. De rechtbank vindt niet bewezen dat de man wist dat het om geld van de afpersing ging. Dit valt onder andere niet uit WhatsApp-gesprekken met zijn opdrachtgever - zowel voor als na de autorit na Zaltbommel - af te leiden. Ook het dossier biedt hier te weinig aanknopingspunten voor. De man is daarom vrijgesproken van het samen plegen van de afpersingspoging. Volgens de rechtbank is wel bewezen dat hij wist dat het geld dat hij moest ophalen van een misdrijf afkomstig was. De rechtbank veroordeelt hem daarom voor een poging tot opzetheling.
Vrijspraak vrouw
De rechtbank spreekt ook de 24-jarige (toenmalige) vriendin van de man uit Hilversum vrij van de afpersingspoging. Hoewel zij met de man was meegereden naar Zaltbommel, vindt de rechtbank niet bewezen dat zij wist wat het doel was van die rit.
Vrijspraak man uit Pijnacker
De 31-jarige man uit Pijnacker wordt ook vrijgesproken. Hij zou een bitcoinadres waarop het slachtoffer als onderdeel van de afpersing bitcoins had moeten storten hebben verstrekt. Volgens de rechtbank valt op basis van het dossier niet vast te stellen dat de man dit bitcoinadres aan de afperser(s) heeft verstrekt en ook niet dat de man wist of had moeten vermoeden dat dat bitcoinadres voor een crimineel doel zou worden gebruikt.