Blog - Geniet van het leven
Henrieke Schoonekamp (36 jaar) werkt sinds 2001 bij de politie. In 2007 begon ze bij het Team Forensische Opsporing in de Eenheid Oost Nederland. Ze schreef een blog over een inzet.
Ik ben in een diepe slaap als ik rond 02.00 uur wakker word gebeld door mijn teamchef. Er zijn twee dode kinderen gevonden in een woning. Hij vraagt of ik erheen wil gaan om met collega’s het forensisch onderzoek te doen.
Ik kan rechtstreeks vanuit huis met mijn eigen auto gaan, er zijn al genoeg collega’s met een dienstauto en materieel daar. Ik zeg hem dat ik zo snel mogelijk ga en zet gauw een bak koffie om wakker te worden. Twee dode kinderen, geen fijn vooruitzicht. Als ik aangekleed ben en de koffie op heb, rijd ik in mijn eigen gele autootje naar de woning. Er is al flink opgeschaald, er zijn heel veel collega’s aanwezig: agenten, tactische recherche, teamleiders TGO (Team Grootschalig Opsporing) en wij van de forensische opsporing.
We verdelen de taken en ik ga met twee collega’s de woning binnen. Mensen van de ambulance zijn al met agenten binnen geweest. Zij hebben gekeken of er levens te redden waren. Niet dus. Daarop hebben zij zo snel mogelijk de woning verlaten om geen sporen te vernietigen. Wij trekken de beruchte witte pakken aan en lopen onder de rood-witte politielinten door naar de woning.
We verdelen de taken en ik ga met twee collega’s de woning binnen. Mensen van de ambulance zijn al met agenten binnen geweest. Zij hebben gekeken of er levens te redden waren. Niet dus. Daarop hebben zij zo snel mogelijk de woning verlaten om geen sporen te vernietigen. Wij trekken de beruchte witte pakken aan en lopen onder de rood-witte politielinten door naar de woning.
Bij de voordeur zie ik een bordje met de tekst: ‘Geniet van het leven, het duurt maar even’. Ik wijs mijn collega’s er op. Wat een absurde tekst in een woning waarin twee dode kinderen liggen.
We zien dat alle deuren in de woning gesloten zijn. Dat is goed, zo blijven de sporen het best bewaard. Maar ergens achter één van de gesloten deuren liggen twee dode kinderen. Een collega zei dat ze in de slaapkamer liggen, maar achter welke deur is de slaapkamer? Beide andere collega’s hebben kinderen. Ik niet en besluit daarom voorop te gaan. Ik open de deuren één voor één. Bij elke deurklink twijfel ik even, bang voor wat ik ga zien. Maar achter elke deur die ik open, is niks bijzonders te zien. Wanneer ik bij de laatste deur aankom, weet ik dus al zeker wat we aan gaan treffen. Heel voorzichtig open ik de deur op een kier. Mijn zintuigen staan op scherp.
Achter die deur zien we de lichamen van de twee kinderen. Alle drie blijven we heel stil staan. Heel even voel ik tranen in mijn ogen. Maar ik moet professioneel blijven. En dat kan ik. Als ik vooraf had geweten wat er met de kinderen zou gaan gebeuren, dan was ik hier eerder geweest om dit te voorkomen. Maar ik wist het niet. Niemand wist het. Alles wat we nu kunnen doen is ons werk. En dat is de sporen zoeken van de persoon die hiervoor verantwoordelijk is. Zodat hij of zij gestraft wordt. Maar op dit moment heb ik er alles voor over om de kinderen levend te zien.
We starten ons forensisch onderzoek en praten steeds de tactische recherche bij. Een heel uitgebreid en gedetailleerd onderzoek volgt. De woning wordt minutieus onderzocht. Dan worden de kinderen opgehaald door de rouwwagens. Ik til ze één voor één op om ze in de lijkenzakken te leggen die mijn collega’s open houden en onder de lichaampjes schuiven. Het voelt mooier en respectvoller om de kinderen alleen op te tillen, dan om met z’n tweeën op een onhandige manier in een krappe ruimte een klein lichaampje in een lijkzak te leggen. Als ik één van de kinderen in mijn armen houd, kijk ik naar het gezichtje. En ik besef ineens hoe ik hier sta, met het levenloze lichaam van een heel mooi kind in mijn armen, tegen me aangedrukt, omdat ik anders het gewicht niet kan dragen. Het raakt me diep.
Wanneer de rouwwagens weg zijn loop ik de woning uit, pak in de regiewagen een bak koffie en loop naar buiten. Achter de wagen, uit het zicht van de pers, drink ik de koffie en ik praat met een collega over het gevoel dat ik had. Het gevoel van een dood kind in mijn armen. Ik moet het kwijt, het is even teveel.
De dagen, weken en maanden erna zijn we bezig met processen-verbaal en verdere onderzoeken. De kinderen zullen nooit meer levend worden, de dader moet gestraft worden. En dat gebeurt. Na enige tijd wordt de dader opgespoord en veroordeeld.
Daarmee is de zaak voor mij klaar. Ik kijk met volle tevredenheid terug op het onderzoek met alle collega’s. We hebben met z’n allen goed en mooi werk verricht. Met de tijd en alle andere zaken waar ik mee bezig ben, denk ik niet vaak meer aan de twee kinderen, al zal ik hun namen en gezichten nooit vergeten. Wel moet ik altijd aan ze denken als ik de tekst ‘Geniet van het leven, het duurt maar even’ ergens lees. Ik heb echt een hekel aan die zin gekregen.
Enkele jaren later rijd ik op een mooie zonnige dag terug naar huis na een bezoek bij een oud-collega. Ik rijd binnendoor, de snelwegen vermijdend. Ik ben vrolijk en zing hard en vals mee met de radio. Het is oppassen op de smalle wegen, er zijn ook veel fietsers en motorrijders op pad. Plots zie ik de wijk waar we de kinderen vonden. In een opwelling sla ik linksaf richting de woning. Ik besluit ineens de wijk in te gaan en te kijken of de woning er nog staat. Waarom weet ik ook niet. Ik keer nooit terug naar plaatsen-delict. Ik kom wel vaker langs woningen waar ooit ingebroken is, waar iemand zelfmoord heeft gepleegd of waar een ander misdrijf heeft plaatsgevonden, maar ik ben nooit bewust teruggegaan naar een plek. Dit is de eerste keer.
Wanneer ik mijn auto parkeer, realiseer ik me dat ik met dezelfde gele auto op dezelfde parkeerplaats sta. Ik loop op hakken, heb een jurk aan en mijn haar is los, het is onmogelijk dat iemand me herkent zonder het witte pak. Hoewel ik er maar twee keer was destijds, weet ik toch nog feilloos de weg. Wanneer ik dichterbij kom, zie ik het gehate bordje met de tekst bij de voordeur. Ik loop niet verder, ik kan het niet. Ik heb genoeg gezien. Ik loop terug naar mijn auto en rijd naar huis.
Thuis bel ik een vriendin en zonder dat ik haar iets uitleg, vraag ik of ze zin heeft om mee te gaan naar een terrasje, gewoon even lekker in de zon zitten. Dat heeft ze gelukkig. We drinken in de zon gezellig een wijntje en kletsen over van alles en nog wat. Maar ik zeg niet wat ik die middag gedaan heb. Ik wil alleen maar even genieten.
‘Geniet van het leven, het duurt maar even’. De tekst is mooi. En waar. Maar zal voor mij nooit meer juist zijn.