Landelijk - Politie publiceert cijfers vuurwapengebruik in 2014
Politieagenten moesten vorig jaar 158 keer hun vuurwapen gebruiken. Daarbij ging het om zeker 70 waarschuwingsschoten en 61 gevallen van 'ernstvuur', waaronder schoten die doel troffen. Deze cijfers heeft het korps op donderdag 26 februari gepubliceerd. Korpschef Gerard Bouman gaat nader in op de cijfers en de achtergronden.
Van alle eenheden vuurden agenten van de Eenheid Rotterdam het vaakst met het dienstwapen: veertig keer. In de Eenheid Amsterdam ging het om negentien schietincidenten. Hun collega’s in de Eenheid Noord-Holland gebruikten het dienstwapen slechts twee keer en daarmee het minst van alle eenheden.
Ernstvuur
In een aantal gevallen, zoals de acht incidenten bij de Eenheid Limburg, is niet geregistreerd of het waarschuwingsschoten dan wel gerichte schoten betrof. Verder hanteerden agenten in totaal vijf keer een combinatie van waarschuwingsschoten en ernstvuur en viermaal ging een wapen onbedoeld af. Ernstvuur betekent overigens niet altijd dat de politie op een verdachte heeft geschoten. Agenten gebruikten hun dienstwapens bijvoorbeeld ook om een agressieve hond uit te schakelen (Eenheid Oost-Brabant) of een losgebroken koe te doden (Eenheid Amsterdam).
Strafrechtelijke vervolging
De Rijksrecherche onderzocht vorig jaar in totaal 33 schietincidenten waarbij politiemensen waren betrokken. Dat is een standaardprocedure als door het gebruik van dienstwapens gewonden of doden vallen. Het Openbaar Ministerie beslist uiteindelijk over eventuele strafrechtelijke vervolging van de betrokken politiemensen. In december kreeg een agent een maand cel voor poging tot doodslag. Hij had in Rotterdam op een automobilist geschoten en zich daarbij volgens de rechtbank niet aan de voorschriften gehouden.
Moeilijkst denkbare beslissing
‘Iedere agent is erop getraind om de-escalerend op te treden’, reageert korpschef Gerard Bouman op de cijfers. ‘Wij lossen het liever verbaal op. Alleen als het echt niet anders kan, gebruiken onze medewerkers geweldmiddelen. In het uiterste geval het dienstwapen. Daartoe zijn wij bij wet bevoegd en dat doen wij in het belang van de veiligheid van burgers en collega’s. Vaak onderschatten burgers hoe ontzettend zwaar dat op de schouders van agenten drukt. Hoe goed wij ook getraind zijn, als de situatie escaleert en de tegenpartij is gewapend, staan agenten voor de moeilijkst denkbare beslissing: in een fractie van een seconde overwegen of schieten onvermijdelijk is. Met alle risico’s op een fatale afloop.’
Lastig te verteren
Het is Bouman dan ook een doorn in het oog dat politiemensen die naar eer en geweten als laatste redmiddel hun vuurwapen moeten gebruiken direct als verdachte van een ernstig misdrijf worden aangemerkt: ‘Dat doet geen recht aan de situatie. Ik vind het volstrekt normaal dat wij verantwoording afleggen over ons handelen en dat een rechter dit toetst. Maar de huidige wetgeving maakt geen enkel onderscheid tussen iemand die uit veiligheidsoverwegingen geweld toepast en het gewelddadige gedrag van een doorsneecrimineel. Dat is voor mij en mijn collega’s lastig te verteren.’
Diepe sporen
Dit onderwerp leeft volgens Bouman dan ook enorm onder agenten: ‘Zij voelen zich snel in de steek gelaten na zo’n heftig incident. Het aanmerken van een politieman of -vrouw als verdachte laat altijd diepe sporen na. Ik doe er alles aan om deze politiemensen maximaal te ondersteunen, te ontlasten en bij te laten staan door bijvoorbeeld juridische specialisten. Ook pleit ik met klem voor aanpassing van de wet, zodat er onderscheid komt tussen politiemensen die in zo’n vreselijke situatie belanden en beroepscriminelen. Verder investeren wij tegenwoordig volop in de uniforme registratie van geweldsincidenten.
Nu wij één korps zijn, kan de politie dat eindelijk realiseren. Dat biedt ons tevens meer kansen om – breder dan alleen binnen een team – te leren van uitzonderlijke en heftige praktijksituaties.’
Nu wij één korps zijn, kan de politie dat eindelijk realiseren. Dat biedt ons tevens meer kansen om – breder dan alleen binnen een team – te leren van uitzonderlijke en heftige praktijksituaties.’